Nederlanders vervoerden meer dan een half miljoen Afrikanen naar Amerika, waar een keihard bestaan wachtte. De tot slaaf gemaakte moesten voor niets de katoen, tabak en suiker verbouwen waar Europese handelaren goud geld aan verdienden. In 1863 werd de slavernij verboden.

Sinds de grote oversteek door Columbus in 1492 vestigden zich Europeanen in wat de Nieuwe Wereld werd genoemd, ten koste van de inheemse bevolking. De Portugezen begonnen met rietsuikerplantages in Brazilië, en lieten die bewerken door slaven uit Afrika. Dat werd overgenomen door alle koloniserende Europese staten. Samen verscheepten zij in deze transatlantische slavenhandel in ruim tweehonderd jaar meer dan twaalf miljoen Afrikanen. Ruim 550.000 van hen werden getransporteerd door Nederlanders. Een enkele kunstenaar legde hun harde lot vast in een tekening.

Die Nederlandse slavenhandel begon in 1621 met de oprichting van de West-Indische Compagnie. WIC-schepen werden in eerste instantie vooral uitgestuurd voor kaapvaart en oorlogvoering tegen de Spaans-Portugese zeemacht. Zo veroverde Piet Hein in 1628 de Spaanse zilvervloot, en verloren de Portugezen in 1638 Sint George d'el Mina in het hedendaagse Ghana aan de WIC. Daarnaast werden delen van Brazilië bezet (1624-1654) en verkreeg de Republiek na 1665 erkenning van de koloniale aanspraken op de zogeheten Wilde Kust (Suriname, Berbice, Essequibo-Demarary), en de Antilliaanse eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba.

De Nederlanders werden zo belangrijke spelers in het Atlantische gebied, als kolonisator en slavenhandelaar. Tot 1730 bezat de WIC het Nederlandse monopolie op deze handel. Daarna groeide de Middelburgse Commercie Compagnie (opgericht in 1720) uit tot de grootste slavenhandelaar, met verschillende koophuizen in Rotterdam en Amsterdam als concurrent. Omstreeks 1770 bereikte de Nederlandse slavenhandel zijn piek, met het transport van jaarlijks gemiddeld zo'n zesduizend mensen. Daarna liep dat aantal snel terug.

Slaaf zijn betekende gedwongen arbeid en geen zeggenschap over waar, met wie en hoe je leefde. De Afrikaanse slaven en hun nakomelingen die in onvrijheid werden geboren, bewerkten plantages voor suiker, koffie, cacao, katoen en tabak, werkten in de zoutvijvers van Curaçao of bedienden hun meesters. Niet allemaal legden ze zich neer bij hun lot. Vooral in Suriname onttrokken mensen zich aan de slavernij door weg te lopen. Ze vestigden zich in het oerwoud en vormden eigen bosnegergemeenschappen, naast die van de indianen. Daarnaast was er voortdurend klein en groot slavenverzet op de plantages en in de stad. De grootste slavenopstand vond in 1795 op Curaçao plaats onder leiding van Tula, die geïnspireerd door de idealen van de Franse Revolutie en het succes van opstandige slaven van Saint Domingue (Haïti) vrijheid eiste. Hij moest het met de dood bekopen.

Aan het einde van de achttiende eeuw nam de verontwaardiging over de slavenhandel toe, ook in Nederland, al overheersten in de discussies vaak de belangen van de slavenhouders. Onder druk van de Engelsen werd de slavenhandel in 1814 verboden. Pas op 1 juli 1863 volgde in Nederland de afschaffing van slavenarbeid en slavernij, als een van de laatste landen in Europa.

Maak jouw eigen website met JouwWeb