Verzet tegen kinderarbeid

De fabriek uit, de school in

Kinderen waren goedkope arbeidskrachten. Fabriekseigenaren hadden ze daarom graag als personeel. Naarmate het aantal fabrieken toenam, groeide ook het verzet tegen kinderarbeid. In 1874 verbood het Kinderwetje van Van Houten kinderarbeid tot twaalf jaar. Vanaf 1900 moesten alle kinderen van zeven tot twaalf jaar naar school.

In de negentiende eeuw was kinderarbeid een normaal verschijnsel. Kinderen werkten op het land, in de winkel of in de werkplaats. Dat werd niet alleen nuttig gevonden – ze konden daar wat van leren – maar was vaak ook nodig om het gezinsinkomen te verhogen. Toen door de Industriële Revolutie kinderen ook in fabrieken aan het werk werden gezet, rezen er steeds meer bezwaren – althans tegen kinderarbeid in de fabrieken.

De werkomstandigheden waren daar meestal heel slecht. Bekend is het verhaal van de glasfabriek van Petrus Regout in Maastricht, waar de ovens dag en nacht brandden. De fabriek draaide met twee ploegen die elk twaalf uur moesten werken. Kinderen van acht tot tien jaar oud liepen zo rond twaalf uur 's nachts halfslaperig over straat om aan hun werk te beginnen. Regout vond dat niet zo'n probleem. Volgens hem konden de kinderen wel wat slaap missen.

Omstreeks 1860 nam de kritiek op de kinderarbeid toe. Doktoren en onderwijzers legden uit dat het werk ongezond was en dat kinderen thuis hoorden in de schoolbanken. Fabrieksdirecteuren begonnen in te zien dat ze kinderen beter pas in dienst konden nemen nadat ze hun lagere school hadden afgemaakt. Kinderen van twaalf jaar en ouder die konden lezen en schrijven, waren immers beter inzetbaar in de fabriek. De fabriekseigenaren kregen tegelijkertijd minder behoefte aan kinderhanden omdat steeds meer werk door machines werd overgenomen. Ook de ouders werden aangestoken door de mentaliteitsverandering. Toen hun lonen begonnen te stijgen en de aanvullende inkomsten uit kinderarbeid dus minder noodzakelijk werden, begonnen ze hun kinderen meer en langer naar school te sturen.

Twee wetten hebben aan deze ontwikkeling bijgedragen. De Kinderwet van Van Houten (uit 1874) verbood de arbeid van kinderen tot twaalf jaar in werkplaatsen en fabrieken. Dat betekende overigens niet dat fabrieksarbeid van kinderen onmiddellijk geheel werd uitgebannen. Bovendien was landarbeid door kinderen niet verboden. De Leerplichtwet van 1900 maakte een definitief einde aan de kinderarbeid. Vanaf dat moment waren de ouders verplicht hun kinderen van zeven tot en met twaalf jaar naar school te sturen. In de praktijk deden de meeste ouders dat al. Rond 1900 bezocht negentig procent van de kinderen een school.

Maak jouw eigen website met JouwWeb